De nieuwe omgevingswet
Nieuwe ruimtelijke omgevingsregels in aantocht
De omgevingswet zou al op 1 januari 2021 in werking treden, maar
De nieuwe wet geeft meer ruimte voor lokaal maatwerk, zodat gemeenten en provincies beter kunnen inspelen op lokale omstandigheden en behoeften. De integrale benadering houdt ook in dat bij besluitvorming over fysieke leefomgeving rekening zal worden gehouden met aspecten als milieu, water, natuur, erfgoed en gezondheid. Voor vergunningaanvragen is er straks één loket, hetgeen procedures moet vergemakkelijken en het effectiever het doel kan worden nagestreefd om te komen tot een duurzame en samenhangende ontwikkeling van de leefomgeving.
Een ander doel is het streven naar een betere en effectievere bijdrage van burgers, dus alle belanghebbenden bij de besluitvorming over de fysieke leefomgeving. Digitalisering van informatie over de fysieke leefomgeving is een belangrijk middel om die betrokkenheid tot stand te brengen en te vereenvoudigen.
Sinds medio vorige eeuw is het omgevingsrecht behoorlijk in ontwikkeling geweest. De systematiek van de regelgeving heeft al een aantal behoorlijk ingrijpende wijzigingen gehad, juist ter vereenvoudiging. Ook nu blijkt het vereenvoudigen van de zeer complexe omgevingsregels bepaald niet eenvoudig. De omgevingswet zou al op 1 januari 2021 in werking treden, maar de invoering is al diverse malen uitgesteld. Op het moment dat dit wordt geschreven is de invoeringsdatum bepaald op 1 januari 2024, terwijl de wet al is aangenomen in 2016.
Haarlem
De diverse vertragingen suggereren dat de complexiteit van de invoering van de processen wat is onderschat.
Het proces van implementatie is dus al een tijdje bezig en de betrokken overheden, zoals gemeenten, provincies, alsmede de hierbij betrokken partijen hebben de tijd nodig voor het opstellen van de omgevingsvisies (lange termijnvisies) en omgevingsplannen (vervangt de bestemmingsplannen), alsmede het maken en testen van de systemen die voor de uitvoering van de wet nodig zijn.
Dit kost tijd en was al een reden voor een nader uitstel tot juli 2023. Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) verklaarde hierover in oktober 2022:
“Er is meer tijd nodig om te oefenen en te testen. Alles afwegend is een nieuwe ingangsdatum van 1 juli 2023 de beste optie, zo vinden ook de provincies, gemeenten en waterschappen. Dit beperkte uitstel zorgt voor zorgvuldigheid én duidelijkheid. Over de verschillende scenario’s, achterliggende dilemma’s en alle voor- en nadelen ga ik graag met de Eerste Kamer in debat.”
De diverse vertragingen suggereren dat de complexiteit van de invoering van de processen wat is onderschat. Niet alleen de burgers moeten worden geïnformeerd over de nieuwe wetgeving, maar ook alle betrokken overheden en andere partijen die betrokken zijn bij de uitvoering zullen moeten leren. Hiervoor wordt ondersteuning gegeven in de vorm van handreikingen, modelinstrumenten en opleidingen. Zo wordt geprobeerd om tot een soepele overgang te komen.
Er is meer tijd nodig om te oefenen en te testen.
Op 14 maart 2023 is door een meerderheid van de Eerste Kamer bepaald dat De Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) definitief per 1 januari 2024 in werking zullen treden. De Eerste Kamer heeft verzocht dat de participatie van burgers en het bedrijfsleven in het nieuwe stelsel verder concreet gemaakt zal worden door middel van een voorlichtingstraject.
In het debat in de eerste kamer heeft minister De Jonge bevestigd dat:
“Overheden en bedrijfsleven kunnen nu definitief hun organisatie en werkprocessen inregelen voor een zo adequaat mogelijke dienstverlening aan het bedrijfsleven en de bouwconsument.”
Het Rijk, bedrijfsleven, gemeente, provincies en waterschappen zouden ook achter die datum staan na het testen van de digitale stelsels die eerder reden waren voor vijf keer uitstel.
Aanvullend verklaarde minister De Jonge in het debat:
“De wet staat vooral voor een nieuwe manier van denken en doen in de gebiedsontwikkeling. In plaats van vraagstukken over de fysieke leefomgeving per sector te benaderen, biedt de omgevingswet de mogelijkheid om integraler en met meer samenhang ons werk te doen. Deze gebiedsgerichte, integrale aanpak is broodnodig voor de grote opgaven waar we voor staan op het terrein van woningbouw, verduurzaming van de energie, infrastructuur, landbouw en natuur.”
Als sprake is van strijd met de regels, vindt er een belangenafweging plaats
Op basis van de thans in te voeren nieuwe regelgeving zullen alle advocaten zich gaan verdiepen in het nieuwe stelsel en de nieuwe mogelijkheden. Ervaren Bouwrechtadvocaten zien zich genoodzaakt opnieuw een volstrekt nieuw systeem aan te leren, maar die hebben hiermee al een ruime ervaring. Het is immers niet de eerste rigoureuze wijziging en met de integratie van alle aspecten van de leefomgeving, zowel technisch als ruimtelijk, zou dit wellicht een verbetering kunnen zijn. Zeker gezien de wens, die ook al bestond op basis van de crisis en herstelwet, dat er meer mogelijkheden zullen ontstaan om tot een redelijke ontwikkeling van de eigen omgeving te komen.
Een aanvraag zal voortaan worden beoordeeld op twee onderdelen, bouwactiviteit (technische beoordeling) en omgevingsplanactiviteit (omgevingsrechtelijke beoordeling). Uitgangspunt is dat na een aanvraag bij het bevoegd gezag (in veel gevallen de gemeente) een vergunning zal worden verleend, tenzij het bevoegd gezag oordeelt dat sprake is van strijd met regels uit het omgevingsplan of andere relevante regelgeving.
Het is dus zeer de vraag of er werkelijk veel zal veranderen en er flexibeler zal worden geoordeeld
Als sprake is van strijd met de regels, vindt er een belangenafweging plaats, waarbij de belangen van de aanvrager worden afgewogen tegen de belangen die door de regels worden beschermd, zoal milieu, veiligheid, gezondheid, erfgoed of andere ruimtelijk ordeningsrechtelijke relevante belangen. Daarbij worden (vanzelfsprekend nog steeds) de belangen van omwonenden of andere belanghebbenden meegewogen en hiervoor kan het bevoegd gezag participatie organiseren, waarmee meningen en inbreng van belanghebbenden worden verzameld om mee te kunnen wegen in de besluitvorming.
Hoewel de integrale benadering van de nieuwe regels over ruimtelijke ordening een versimpeling en eenheid voorstaan, heeft de wens tot flexibiliteit per locatie tot gevolg dat er per gebied en per gemeente regels kunnen worden opgesteld, bijvoorbeeld over vergunningsvrije activiteiten. Het is dus zeer de vraag of er werkelijk veel zal veranderen en er flexibeler zal worden geoordeeld. Gemeentes kunnen aanvullende regels stellen binnen de kaders die door de Omgevingswet zijn bepaald.
nieuwe regels over ruimtelijke ordening een versimpeling en eenheid
De praktijk zal leren of het mogelijk zal worden om die garage te bouwen of die garage te mogen aanbouwen en om te bouwen tot een levensloop bestendige woonruimte.